Familie Curvers | Jacobus Curvers 1729-1801
135
page-template-default,page,page-id-135,page-child,parent-pageid-11,qode-social-login-1.0,qode-restaurant-1.0,ajax_fade,page_not_loaded,,select-theme-ver-4.1,wpb-js-composer js-comp-ver-5.2,vc_responsive
 

Jacobus Curvers 1729-1801

Jacobus Curvers, (IVa) (zoon van Stephanus Curvers (III) en Jacomina Ketelers) geboren in 1729 te Neeritter, overleden op 12 september 1801 te Kessenich en daar begraven. Gehuwd te Neeritter op 2 februari 1749 met Maria Lemmen (9 oktober 1728 – 24 september 1790). Uit dit huwelijk worden 8 kinderen geboren.

Inschrijving huwelijk Jacobus Curvers en Maria Lemmen

Jacobus en Maria lenen op 20 juni 1754 van het burgerlijk armenbestuur van Neeritter 50 gulden ‘Luijks’ met als onderpand hun huis met ‘..hoff in den hoeck’ gelegen. ‘Palende aan Joannes Basters en uitschietende op de dorpswal’. De jaarlijkse rente bedraagt 2 gulden[1].

 

In 1755 is Jacobus een van de vele ondertekenaars van een akte die de banaliteit van de Neermolen (Armenmolen) in Neeritter aanvechten. Dit naar aanleiding van het feit dat een viertal personen wegens overtreding vervolgd worden. Ene J.H. Prinssen krijgt de volmacht de zaak te verdedigen.[2] Banaliteit wil in dit geval zeggen dat de inwoners verplicht zijn hun graan op een aangewezen molen te laten malen. Geen vrije keuze dus. Een molenaar mag in die tijd molchteren; hij mag een gedeelte van het gemalen meel achterhouden als maalloon. Daarvan moet de molenaar weer een gedeelte afstaan aan de eigenaar van de molen, in dit geval het Armenbestuur, die er dus alle baat bij heeft dat de banaliteit in stand blijft.

 

 

Op 9 februari 1791, Jacobus is dan inmiddels weduwnaar, staat Jacobus “de tochte en gebruicke”[3]van zijn huis en moestuin (genaamd den Hoek en grenzend aan de weduwe van Joannes Basters, het erf van Christiaen Koulen† en de dorpswal) af aan zijn 4 kinderen. Genoemd worden Steven Kurvers, Joannes Kurvers (± 25 jaar), Catharina Kurvers gehuwd met Joannes Straetemans en Gertrudis Kurvers gehuwd met Peter Mathijs Koolen.

Steven Kurvers koopt het goed voor 450 gulden goedt ganckbaer geldt, Jacobus behoudt de tocht van de kooppenningen. Voorts wordt aangegeven dat het huis is belast met  2 capuinen en 6 stuivers cijns aan de domheren en vijftig gulden aan de Armen van Neeritter. Dit impliceert dat de lening van het Armenbestuur van 1754 (zie hierboven) nog niet terug betaald zou zijn. De koopsom blijft, à 2½% rente, op het huis staan (hoeft nog niet voldaan te worden) zolang de vader leeft en zal daarna in 4 parten gaan. De rente moet jaarlijks met Pasen worden voldaan[4].

 

 

In 1791 wordt Jacobus Kurvers genoemd als schuttemeester van de oude schutterij van Kessenich. Taak van de schuttemeester is o.a. het innen van de renten van de schutterij en het bezorgen van het bier bij haar leden[5].

 

In de bevolkingslijst van het Kanton Maaseik[6] van 1796 wordt Jacobus aangeduid als akkerman. Hij woont op dat moment in Kessenich bij zijn dochter Catharina die gehuwd is met Gerardus Straetmans. Ook Johannes Curvers, broer van Catharina woont dan op dit adres als knecht. (Meer ‘Curversen’ komen er dat moment in Kessenich niet voor)

 


[1] RHCL ASN, protocollen van overdrachten en schuldbekentenissen, inventarisnr. 45, deel 336

[2] RAH, Archief notariaat J.W. van Rey, Maaseik, Microfilm 1462285, item 5,18 juli 1755, folio 456, akte 204.

[3] Het vruchtgebruik.

[4] RHCL ASN protocollen van overdrachten en schuldbekentenissen, inventarisnr .46 volgnummer  112 en 113

[5] Henckens P.: De geschiedenis van Kessenich,1979 blz. 203.

[6] Na de bezetting door de Fransen initiëren deze al zeer snel dat er per gemeente een overzicht komt van alle inwoners ouder dan 12 jaar. Kinderen beneden deze leeftijd worden alleen in aantal genoemd. Neeritter en  omliggende plaatsen zijn bestuurlijk ingedeeld in het Kanton Maaseik.

<< terug