Familie Curvers | Maria Catharina Curvers 1853-1920
590
page-template-default,page,page-id-590,page-child,parent-pageid-11,qode-social-login-1.0,qode-restaurant-1.0,ajax_fade,page_not_loaded,,select-theme-ver-4.1,wpb-js-composer js-comp-ver-5.2,vc_responsive
 

Maria Catharina Curvers 1853-1920

Maria Catharina Curvers 1853-1920 (VIf4) (dochter van Johannes Mathijs Kurvers  (VIf) en Lucia van de Grootepoort), geboren op 9 december 1853 te Neeritter en overleden op 7 april 1920 te Maaseik, huwt met Mathias Hubertus van Minsel (31 januari 1843-17 oktober 1899), vermoedelijk in Maaseik.

Mathias van Minsel is zoon van Jan van Minsel (1808-1883) en Anna Margaretha Van der Heyden. Voor Mathias van Minsel is dit het tweede huwelijk. Uit zijn eerste huwelijk met (?) Luys, vermoedelijk uit Thorn, zijn twee kinderen geboren. Uit het huwelijk met Maria worden nog eens vijf kinderen geboren. Vier zoons en een dochter. Ze wonen aan de Bleumerstraat, waar Mathias de boerderij van zijn vader voortzet. Mathias overlijdt aan een longontsteking op 17 oktober 1899. Maria Catharina blijft dan achter met de vijf kinderen, het jongste kind amper een jaar oud, en haar oudere stiefdochter.

 

Maria Catharina Curvers moet een dynamische vrouw zijn geweest. Ze draagt zorg voor de kinderen, voor de boerderij en ze opent als weduwe zelfs een café/herberg annex feestzaal. Daar worden ook jaarlijkse vergaderingen en diners gehouden van verenigingen. De zaak wordt later overgenomen door een van de zoons en diens klein kinderen baten de zaak nog altijd uit (zij het op een andere locatie). Bij het bestieren van de boerderij kreeg Maria hulp van haar broer Petrus Hubertus Curvers die waarschijnlijk toen ook al in Maaseik woonde.

De eerste wereldoorlog, Nederland is neutraal maar België is direct betrokken in krijgsgeweld, is een zware periode. Zoon Herman wordt opgeroepen om in Duitsland te werken. Om die miserie te vermijden vlucht hij, onder de elektrische draad[1] door, naar het vrije Nederland. De Duitsers krijgen lucht van de ontsnapping en verrichten een huiszoeking. Alle lades worden daarbij uit de kasten gehaald en omgekeerd. Waarschijnlijk via zijn familieleden in Neeritter is Herman, net als een oudere broer, via Frankrijk aan het front beland.

Later verblijven op de boerderij van Maria ook langere tijd enkele stiefkleinkinderen (van haar mans kant) uit Antwerpen. Daar heerst immers hongersnood en hier in Limburg is het leven toch nog iets draaglijker. Voor Maria moet deze periode een ware beproeving zijn. De angst om wat er met hun zonen aan het front kan gebeuren, wat de oorlog elke dag kan brengen en de Duitsers die zich wreed opstellen ten de lokale bevolking.

Aan het front raakt zoon Herman gewond. Het is dan januari/februari 1915. Zijn verwondingen zijn zwaar en in Maaseik gaan geruchten dat hij overleden is. Hij is door een shrapnel[2] geraakt aan zijn hoofd. De hersenpan is beschadigd. Mogelijk heeft men een koperen plaat gebruikt om de wonde af te sluiten. Hij is geopereerd ergens in of bij Clermond.-Ferrand en later verder hersteld aan de Azuurkust in een villa in Cap Ferrat – die nog van Leopold II is geweest – voor revaliderende oorlogsinvaliden.

Het verhaal gaat dat de ongehuwde stiefdochter van Maria, Margaretha van Minsel, betrokken is bij het smokkelen van brieven aan de ijzeren draad op de grens. Een briefwisseling met de familie Curvers in Neeritter of met de familie Luys in Thorn? We zullen het nooit weten.

In 1920 overlijdt Maria. De juiste aard van haar ziekte is niet bekend, maar in de familie vermoedt men dat het als gevolg van kanker is. We zullen nooit weten of de spanningen van de oorlog hierbij een belangrijke rol hebben gespeeld.

Herman blijft gevoelig aan het hoofd. Hij draagt daarna steeds een hoed als bescherming tegen de zon (en koude). Herman praat niet veel over de oorlog. In de winter/voorjaar van 1965 gaat hij terug naar Frankrijk omdat hij dat absoluut nog eens wil zien. Kort daarna is hij onverwacht overleden.

 

Dit artikel is tot stand gekomen door de informatie van Roel Bergers, een kleinzoon van Herman van Minsel, achterkleinzoon van Maria Catharina Curvers, wonende in Antwerpen. Hiervoor hartelijk dank.

<< terug 


[1] Op 4 augustus 1914 wordt België onder de voet gelopen door Duitsland. Uit angst voor Duitse wandaden gaan duizenden vluchtelingen de grens over. Het aantal neemt dagelijks toe. De vluchtelingenstroom is de Duitsers een doorn in het oog. Onder de honderdduizenden burgervluchtelingen bevinden zich namelijk duizenden oorlogsvrijwilligers die via Nederland naar Engeland willen om dienst te nemen in het geallieerde leger. Hun aantal loopt in december 1914 tegen de vijfduizend terwijl in het eerste oorlogsjaar naar schatting ruim dertigduizend oorlogsvrijwilligers van de Hollandse route gebruikmaken. Strenge grenscontroles en intensieve paspoortcontroles kunnen aan deze praktijken geen einde maken. De oplossing wordt gevonden in de bouw van een stroomdraad die een einde moet maken aan alle illegale grens activiteiten. Van het drielandenpunt in Vaals tot Cadzand wordt tussen april en september 1915 een één meter tachtig hoge versperring neergezet. Een hek dat bestaat uit drie parallelle afrasteringen, die tussen één en zes meter uit elkaar staan. De twee buitenste hekken moeten ervoor te zorgen dat niemand per ongeluk tegen het centrale hek aanloopt dat onder stroom staat. Tweeduizend volt naar verluidt. In de volksmond al snel ‘den vervloekten draad’ gaat heten.

[2] De shrapnel is een granaatsoort, namelijk een granaatkartets (een granaat gevuld met loden of stalen kogels – oorspronkelijk musketkogels – en een uitdrijvende lading). Hij is genoemd naar de uitvinder, Generaal-majoor Henry Shrapnel (1761-1842), een Engelse artillerie-officier. Ook de na de explosie rondgestrooide scherven of projectielen worden wel shrapnel genoemd.